Het is maandagmiddag, half een, en ik sta in een opgepropte metro mij te verrukken over het feit dat het hier net zo ruikt als in de metro in New York. Naar metaal, zweet, roet, afval en vaag schoonmaakmiddel dus. Op straat lopen mensen in alle kleuren en maten langs mij heen, zonder dat mijn verschijning hun overdenkingen onderbreekt. Een ambulance komt gierend van angst langs terwijl ik voor de derde maal de Avenue de 9 julio -een van de breedste straten van de wereld- probeer over te steken. Een bedelaar trekt aan mijn arm, een jonge man duwt een flyer voor een botoxbehandeling in mijn handen. De zon schijnt vrolijk maar de mensen rennen rond om hun ongetwijfeld ontzettend belangrijke zaken te regelen. Ik word niet gezien. Ik voel mij thuis.
De eenzaamheid die samengaat met het rondwandelen in een onbekende stad, met verrassende pleinen, parken, musea, begraafplaatsen, en een geschiedenis die mijn maag doet omkeren, is verslavend. Het is heerlijk om niet gekend te worden, om nergens te zijn, om genegeerd te worden, om je te voelen krimpen, zodra je je realiseert dat al bovenstaande dingen niet nodig zijn voor geluk. Deze stad is van mij. Ik vind het verfrissend om opeens weer na te denken over dingen kopen, dingen die ik opeens weer nodig heb, zoals nieuwe kleren, en make up, en misschien een geurtje? De invloed van deze omgeving is vreselijk sterk en ik moet hard om lachen, want hoe graag ik het ook wil, ik kan de charmes en verleidingen van advertenties, etalages, en andere mensen niet weerstaan, tenzij ik weer vlucht naar een plaats waar dit niet bestaat, zoals slechts enkele dagen geleden, in Paraguay.
Na enkele dagen ´vast´ te hebben gezeten in de woestijn in Chili -bussen over de grens gaan maar twee keer in de week, en de eerstvolgende was vol-, en een verrassend slechte biefstuk te hebben gegeten in Salta, Argentinie, vertrek ik naar Asuncion, de hoofdstad van Paraguay. Want hoewel je geen reiziger zult vinden die vrijwillig de hoofdstad van de knokkelkoorts bezoekt, was ik wel benieuwd hoe dit land er uit zou zien. Ik zie ontzettend veel dingen, zoals een mooi plein met omgewaaide bomen, het ministerie van defensie en een man die op klaarlichte dag tegen een niet zo vreselijk lelijk standbeeld staat te plassen. Ciudad del Este is nog veel geweldiger. Het afval ligt lekker te rotten op elke straathoek, nee, zelfs in het midden van de weg, en in de goot. Half verroeste honden met enkele missende ledematen spelen vrolijk pakkertje. Hele families kamperen op een grasveld naast het busstation, waar de kampvuren ´s avonds gezellig knetteren en kinderen in de modder of het afval wroeten. Zij hoeven lekker nooit naar school. Ik wou dat ik hier woonde.
Buenos Aires voelt dus meteen als een thuis en ik besluit dat ik hier lekker lang ga blijven, en lekker alles ga doen waar ik zin in heb, wat ervoor zorgt dat ik op dag twee de hele dag thuis zit met een ongekende kater, enkele slechte dvd´s en een halfslachtige poging om de verkiezingen te kijken, waarbij ik tot 5 keer toe in slaap val waarna ik besluit de vier trappen naar bed op te strompelen. Ik wou dat ik al het water van de Iguazu watervallen kon drinken, zodat ik me misschien wat beter zou voelen. In plaats daarvan vecht ik tegen mijn staat van ontbinding met slaap, koffie en een huilbui en na dat alles een ontdekkingsreis door de Argentijnse hoofdstad. En voel me gillend gelukkig.
woensdag 5 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten