dinsdag 23 juni 2009

Roze Handschoenen

Vaag licht dringt de kamer binnen en het duurt even voordat ik weet waar ik ben. Opstaan, voeten op de ijskoude vloer, naar de badkamer rennen, de douche in. Terwijl ik wacht tot de straal kokend heet is vormt mijn adem wolkjes in de kleine ruimte. Buiten ligt rijp op het gras. Nog nooit ben ik jarig geweest op een dag met rijp. Het duurt lang voordat ik warm ben, maar uiteindelijk stap ik geurend naar mandarijntjes en munt de koude dag in.

De avond daarvoor heb ik met een grote groep mensen uit de bus meegedaan aan de pubquiz in de Ierse pub, en om 12 uur kwam mijn duitse vriendin J. met een rijstewafel met vier kaarsjes erop aangelopen. Een hilarische gluten- en lactosevrije verjaardagstaart. Hoe vier kaarsjes je gelukkig kunnen laten voelen.

Een eitje als ontbijtje. Vanuit de grote koelkast staart een paar ogen mij aan. Een van de verjaardagscadeaus die ik gisteren gekregen heb. Stijf, glibberig, koud, zo'n veertig centimeter forel dat geduldig lijkt te liggen wachten op wat er komen gaat. Ik heb nog nooit een forel schoongemaakt, laat staan voor mijn verjaardag, maar de buschauffeur ving er de vorige middag eentje voor me uit het meer. Dus is het tijd om Het Internet om hulp te vragen.

Een uur later sta ik vol goede moed met de ingewanden van mijn lunch in mijn handen. Bloed stroomt uit de slagader, zilveren schubben geven de gootsteen een feestelijk laagje confetti. Mijn zakmes is treurig genoeg het scherpste voorwerp in de keuken en daardoor is het schoonmaken van de vis nog een extra uitdaging. Na een dikke drie kwartier zwoegen ligt het uiteindelijk gevuld met pesto en omwikkeld met bacon in de oven. Ik voel me nu al voldaan, Helemaal Zelf Gedaan. Het wordt een van de beste maaltijden die ik ooit heb gegeten, en genoeg voor een dag of drie.

Later, aan de oevers van het Taupo meer dat groter is dan Singapore, koop ik een soy latte en zoek naar een plekje om die rustig op te drinken. In Zuid-Amerika had ik handschoenen kunnen kopen, en ik baal er nog steeds van dat niet te hebben gedaan. Het is koud. Aan de rand van het water zijn een aantal natuurlijke hete bronnen, en bij een daarvan ga ik in het gras zitten. Ik kijk uit over het water, naar Mount Doom. Ergens op de achtergrond hoor ik een scooter stoppen. Een alarmbel gaat af, maar degene die afstapt blijkt de 64 jarige Lara te zijn. 'I'm a local,' zegt ze met zo'n zwaar Chinees accent dat ik moeite moet doen niet te lachen. Dit is haar favoriete plaats, omdat ze thuis geen warm water heeft wast ze zich hier. Ze vraagt of ik wat traditioneel chinees eten wil en zonder op antwoord te wachten komt ze terug met gemarineerd wild zwijn, en paarse Maori aardappels. En roze handschoenen. 'Je hebt handschoenen nodig. Hier.' Verbaasd kijk ik haar aan. 'Hier! Ik wil dat je ze hebt.' Ik vertel haar dat het mijn verjaardag is en dat ik graag handschoenen wou. Ze vindt het prachtig. We raken in een lang gesprek, over Taiwan, waar ze is opgegroeid, over Nederland, over Nieuw Zeeland, over Alles. Ik krijg haar nummer en adres, en beloof later deze week langs te komen voor een kop thee. Dan start ik haar scooter voor haar en rijdt ze weg.

Met een grote glimlach ga ik verderop weer zitten. Blauw warm thermaal water aan mijn voeten, op de achtergrond de besneeuwde vulkanen die ik morgen zal beklimmen, een blauwe lucht. Twee zwarte zwanen zwemmen door het beeld. Ik ben 23 en onbeschaamd gelukkig.

vrijdag 19 juni 2009

Koffie

Het kan niet anders of er staat 'wees lief voor mij' op mijn voorhoofd geschreven. Het is weer zo ver, ik kom weer eens in een stad die ik niet ken, op een godvergeten tijdstip, met een lange reis in mijn benen en slaap zonder bed, en ik smacht naar koffie. Koffie en ik hebben een bijzondere relatie, die voornamelijk 'onderweg' plaatsvindt. Koffie maakt me tijdelijk vreselijk gelukkig. Degene die het mij inschenkt houd ik vervolgens verantwoordelijk voor dat geluksgevoel en bestempel ik in mijn hoofd als een Levensredder en Nieuwe Vriend.

Zo ook nu. Op het vliegveld van Auckland staat een zilveren caravan met daarin een roodharige twintiger die niet anders omschreven kan worden dan 'guitig'. Hij geeft mij vrolijk een soy latte en kwebbelt over zijn weekend, vraagt waar ik vandaan komt en weigert mijn geld aan te nemen. Dan of ik al een bed heb, wie mij rond gaat leiden, en dat ik dat wel af kan zeggen want hij zal dat doen. Ik krijg naam, adres, en telefoonnummer, en na een gesprek over De Zin Van Het Leven rugzak ik de stad in.

Zijn naam is M., en hij houdt woord. Ik mag hem de kleren van het lijf vragen over het leven in Nieuw Zeeland, over zijn favoriete plekken (Waar hij me prompt mee naartoe neemt), hoe hij zichzelf ziet in vijf jaar en wat voor koffie hij graag maakt. Hij praat, veel, en taxiet mij rond voor niets. Zorgt dat ik niets tekort kom, kortom, een waar gastheer 'uit naam van zijn land'. Doordat hij een auto heeft komen we op plekken die ik anders nooit had gezien. Op het strand Piha torenen drie rotsen uit het water: de kameel, de leeuw en de aap. We klimmen half op de kameel en kijken over de zee, die de stenen onder handen neemt, naar de leeuw. Toen hij 16 was klom hij ergens half december met zijn vrienden die rots op. Het was prachtig, het uitzicht geweldig, ze deden dit vaker. Tot een van hen uitgleed en de diepte in viel, 15 meter lager in het water terecht kwam en pas op kerstavond werd teruggevonden. Vrolijk kerstfeest.

Het is niet de eerste keer dat ik half in pyjama in een koffiebar strand die mijn redding blijkt te zijn. Al eerder gebeurde dit in San Francisco, in Montreal en in New York. Misschien zie ik er op die momenten zo hulpeloos uit dat men niet anders kan dan mij alles wat ik nodig heb aan te bieden. Misschien hebben de goden van de koffieplant het goed met mij voor. Hoe het ook zij, mij hoor je niet klagen. Ik blijf wel bestellen.

Ik besluit Auckland te verlaten en om M. niet tot last te zijn wil ik in een hostel overnachten; de volgende ochtend zal de bus mij om half 8 oppikken en dat is toch wat vroeg. Maar hier wil hij niets van horen en dus zitten we al om kwart voor 7 in de auto vrolijk mee te zingen met de geglobaliseerde popmuziek. Ik heb hem op het hart gedrukt dat hij Nieuw Zeeland uit gaat, de wereld in. Hij zegt me dat ik altijd mag bellen als ik iets nodig heb. En zo nemen we afscheid. Voor even. 'Volgens mij zijn we nu vrienden,' zegt hij. 'Ja', zeg ik, 'dat weet ik wel zeker.'