maandag 24 augustus 2009

Vluchtdetails

Op sommiger verzoek:

Ik kom 26 augustus om kwart voor 3 aan op Schiphol, met Egypt Air.
Van daaruit naar Groningen. Als iemand dan ook nog een kamer voor me vindt in Amsterdam...

zondag 23 augustus 2009

Onweer op afstand

Het is een combinatie van de warmte, het witte zand, de kokospalm en het lichtblauwe thuisje die me triestig maakt over naar huis gaan. Nog even en ik zeg dit vaarwel, om dakloos in Nederland te zijn, voor nu. Volgende week zit ik bijna in de schoolbanken, een leventje dat als ik niet oppas in de sleurmolen kan belanden. En dat is ook nog eens mijn eigen keus. Om iets te doen wat ik geweldig vind moet ik iets opgeven wat ik heerlijk vind. Ergens zit daarin wel een balans.
Maar nu nog even op mijn strandje onder mijn palmpje met mijn boekje in een hangmatje, en de zon die ondergaat, en de maan die in een sikkel aan de hemel hangt, met tegen de achtergrond de onweersbuien die overal lijken te woeden. Behalve hier.
Onweer op afstand, rust onder mijn dak.
Een mooi einde van een goed begin.

zondag 16 augustus 2009

Zen

De vloer is koud en het matje dun. De ruimte 1.50 bij 2.10. Twee andere matjes staan opgerold tegen de muur, op een met plastic afgedekt tafeltje ligt een stel witte kleren en een deken. Blauwe gordijnen met vlinders voor het getraliede raampje. Een klein rood ventilatortje bromt een liedje voor de bewoners van dit huis: twee spinnen, twaalf mieren, en ik.

'Regel 6: U belooft tijdens uw verblijf geen levend wezen te doden'. Bacterieen uitgezonderd, ga ik voor het gemak maar even vanuit terwijl ik me baad in DEET. De witte kleren gaan aan en ik doe mijn best de mieren, die de snelste weg naar mijn ondergoed proberen te vinden, in mijn hand op te vangen. Licht uit, deur dicht, smalle gang door. Het is nog niet licht buiten.

In de zaal liggen 14 grijze matjes klaar. Op de meesten bevindt zich al een iemand. Het ruikt er een beetje muf. Een groot wit buddhabeeld kijkt met halfgesloten ogen toe. Het kijkt een beetje scheel. Ervoor staan gesloten lotusbloemen, kaarsen, en wierook. Iemand loopt naar een matje, buigt drie keer, en gaat dan zitten, met de voeten naar achteren. Anderen volgen. Ik vind een matje ergens achterin en kruip er wat ongemakkelijk op. Een monnik komt binnen; sommige mensen buigen, iedereen houdt zijn hoofd gebogen, uit respect. Ik voel me wit en reusachtig. Dan begint hij te praten in een taal die ik niet versta. Er wordt geknikt en dan draait men zich onverwacht om. Ik zie het te laat en schaam me omdat iedereen ziet dat ik nog recht vooruit kijk. Maar ze kijken niet naar mij, ze zingen met gesloten ogen in het Sanskrit gebeden voor de Buddha, de Dhamma en de Sangha.

'Regel nummer 3: Zowel tijdens als na de meditatie wordt u geacht niet te praten'. De meditatietijd is 9 uur per dag. Daarnaast zijn er de twee maaltijden, de gezangen, en de preken van de monniken. Tip, een Thaise, vertaalt.

Tien ventilators zoemen koelte, veertien mensen zoeken rust. Zittend of langzaam lopend, met behulp van concentratie alles om zich heen waarnemend. Alles waarnemen, maar je door niets laten beinvloeden. Een mug loop door mijn nek. 'Alles waarnemen, maar je door niets laten beinvloeden.' Hij kruipt richting mijn oorlel. 'Alles waarnemen, maar je... geen levend wezen doden..'. Ik hoor hem serieus overwegen zich te nestelen in mijn oor, waar hij ongetwijfeld eitjes zal leggen, waar maden uit zullen groeien, die in deze hitte na een dag zullen uitkomen en hun weg zullen eten naar mijn hersens. 'Alles waar..' of het is een malariamug, die mij een lange pijnlijke dood zal bezorgen, die ik zal accepteren want ik zal 'geen levend wezen doden, geen levend wezen doden'. Het wordt heter, ik beweeg al bijna, wat als hij mijn oor dichtprikt. Kramp in mijn voet. 'Alles waarnemen, maar je door niets...' en wat is dat? Een mierenleger over mijn dijbeen? Straks halen ze al hun vrienden en tillen ze me naar de mierenhoop waar ze me stukje voor stukje zullen opeten. 'Door niets laten beinvloeden. Door niets laten beinvloeden. Door niets ....' TUUUUUUUUUUUUUUT. Het is tijd om te eten.

donderdag 6 augustus 2009

Stadsfragmenten

Het is laat, het is heet, mijn tas is zwaar, straaltjes zweet doen een wedstrijdje over mijn rug, het ruikt naar uitlaatgassen. Ik sta in de rij backpackers, allemaal aan het wachten op een bus naar de binnenstad van Bangkok, naar Khao San road. Het busje scheurt tussen de tuktuks, taxi's, bussen en auto's door; af en toe stijgt een koor van getoeter op. Naast ons een scooter met drie mensen, met op de achtergrond een enorme billboard met een reclame voor witte tanden in een onbekende taal. De stad zoemt.

Khao San road is het gemakkelijkst vertaald als straat van totale gekte. Hoewel het laat op de avond is, is er bijna geen doorkomen aan. Kleine vrouwtjes met houten kikkers die je met een stokje over de rug schrapend kunt laten brullen, eetstalletjes met fruit, ondefinieerbaar vlees op stokjes, of kwarteleitjes gebakken in een poffertjespan, die je niet moet eten als je de volgende dag wcloos in de stad wilt doorbrengen. En dan alle kraampjes met t-shirts, broeken, tassen, schoenen, boeken, sieraden. In de cafes zitten dronken mannen met genderloze hoertjes op schoot, een groep Engelsen zit met hun voeten in een bad met massagevissen. Alles schreeuwt en ik vlucht een hotel in. Een plank met een laken erover met vier muren eromheen en een ventilator? Prima. Dat het toilet verstopt is zie ik pas als ik al heb betaald.

De receptionist(e) is een ladyboy met prachtig zwart haar en goeie stijl; ze glimlacht
charmant maar heeft de verveelde blik van een drugsverslaafde in haar ogen. Ze heeft de juiste stemhoogte nog net niet onder de knie.

Het is tegen zessen en ik lig klaarwakker mijn zen te zoeken, want slapen lukt niet meer, ondanks het feit dat de nacht maar vier uur duurde. Als ik dan wat later diezelfde straat weer op kom is het verschil met de vorige nacht schokkend. Geen kraampjes, geen herrie, alleen van de schoonmakers die emmer sop na emmer sop over de stoepen gooien en schrobben met hun houten bezems het vuil van de nacht de vergetelheid in. Dwijlen met de kraan open?

Vijf tempels en zeven wc's later sta ik op de amulettenmarkt, die ergens lijkt op de heksenmarkt in La Paz waar ik tien maanden geleden overheen wandelde. Markten als deze intrigeren me altijd. De heidenen verkopen hier pal naast de kloosters en tempels hun waar aan de bijgelovigen.

Enkele moeilijk te missen monniken kijken geinteresseerd rond. Hun gewaden zijn oranje, hun hoofden kaal, hun gezichten vriendelijk.

De trein is vol en besluit anderhalf uur te laat te vertrekken; de airconditioning maakt alles bijzonder draaglijk, zelfs de dronken Engelsen die een pochwedstrijd aan het houden zijn over hun dronken reiservaringen, goede deals en aantal full moons. Mijn bed verschijnt magisch uit het plafond en achter het gordijntje val ik uitgeput in een diepe slaap die me tot zes uur van de wereld houdt. Daarna zorgen twee hilarische Italianen voor vertier in de restauratiewagon.

Rijstvelden trekken voorbij, bananen groeien de lucht in, Chiang Mai verschijnt langzaam maar zeker. En dan is er opeens een oom met een auto en zit ik voor ik het weet met een kroket en een frikandel speciaal op een Thais terras, ervan overtuigd dat ik het de komende dagen heel goed ga hebben.

vrijdag 24 juli 2009

Thuis

Hoofdpijn wekt me en het duurt lang voordat ik begrijp dat ik thuis ben, thuis in Adelaide. De magpies zingen hun vreemde liedjes voor het raam, de zon schijnt, en op de gang discussieren mensen over iets onbelangrijks. De geur van schoonmaakmiddel en eucaliptusboom dringt door de kieren, mijn voeten zijn warm en ik draai me nog een keer om.

Twee weken eerder. Een klein medisch centrum in de bergen, waar Rijke Mensen hun skivakantie doorbrengen. Ik zit naast een zoon en zijn vader. Hij heeft, net als vorig jaar, zijn pols gebroken. Aan de andere kant zit een engelse jongen met een schouder uit de kom. Stoere verhalen over snowboards, three-sixties, snelheid, en irritante kinderen die in de weg skien murmelen door de wachtruimte. ´U mag meekomen,´ glimlacht een zuster, en ik hink achter haar aan de afdeling radiologie op, klim op het tafeltje en prop mijn voet in het fotoapparaat. Een minuut later zit ik weer buiten en aan de beurt om mijn Spectaculaire Verhaal te vertellen. ´Ik heb een wandeling gemaakt en ben uitgegleden.´ De gezichten veranderen van geinteresseerd in verveeld; mijn verhaal voegt weinig toe. Ik benadruk nog even dat het een Heel Lange tocht was en dat het Heel Erg pijn doet maar het mag niet baten. De aandacht is al weer bij een volgend sneeuwslachtoffer.

Met een verband, een ontstekingsremmende creme en het advies vooral niet te lopen klim ik de straat naar mijn hostel op. Mijn laatste week in Nieuw Zeeland zal ik voornamelijk zittend doorbrengen, voordat ik van dit prachtige stuk aarde naar de grote leegte van Australie vlieg.

Sommige plekken veranderen niet. Het is avond en ik kom na een lange dag in het park in Brisbane aan op het vliegveld van Adelaide. Het is er nog steeds klein en saai. De vriend die mij ophoudt is nog steeds groot en praat nog steeds hard. De weg naar Uni Hall zou ik met mijn ogen dicht kunnen rijden. En als we daar aankomen staat er nog steeds lavendel op het bordes, maken de deuren bij het opengaan hetzelfde geluid, en zelfs de geur van getoast brood en alcohol is gebleven. Het enige verschil is dat ik, en vele bekenden, er niet meer wonen. Maar onbekenden hebben gauw genoeg een naam en na een dag rondscheuren langs wijngaarden en alle mogelijke wijnen proeven voelt het alsof ik nooit ben vertrokken.

dinsdag 7 juli 2009

Vliegende bananenschil

Het is een prachtige heldere winterdag. Aan de linkerkant liggen de Zuiderlijke Alpen besneeuwd te schitteren, aan de rechterkant staat dicht regenwoud met daarachter de ocean. De zon schijnt, de radio aan. En dan besluit je dat het een prachtige dag is om uit een vliegtuig te springen.

Ergens in een ver verleden ben je je verstand verloren, wat heeft geresulteerd in het ongetraind beklimmen van een 6100 meter hoge berg in Bolivia zonder reddingsploeg, kamperen op enkele bankjes in verschillende parken, wandelen in -35, een vijfdaagse busreis zonder noemenswaardige maaltijden. Het gaf je vorige week de moed om een solotrektocht te maken van 55 kilometer in twee en een halve dag, waarvan anderhalve dag regen. Natte sokken die ruiken naar oud brood, grote bloederige tenen en een loopneus. Uit een vliegtuig springen is dus niet meer dan een logische gedachte, op zo'n prachtige dag.

Het lot heeft echter beslist dat dit niet van een leien dakje zal gaan. De buschauffeur, zo vriendelijk even te bellen, zegt dat er geen plekken meer zijn voor de komende drie dagen. Na jezelf twintig minuten lang erg zielig te hebben gevonden besluit je toch zelf nog eens te bellen. De vrolijke mevrouw aan de andere kant van de gletsjer zegt dat er nog één plek is, maar dat ze je niet op komen halen. Nu is het zo dat er geen bussen gaan in deze regio, en taxis zijn er niet. Bij hostel 1 vraag je of de gerimpelde receptionist niet een auto te leen heeft, of je kan brengen. Neen. Bij hostel 2 vraag je twee Vrolijke Fransen hetzelfde, neen. Er zit maar een ding op: liften. Bij het pompstation rolt net een man, ronder dan hij lang is, een pick-up truck uit. 'Gaat u naar Fox Glacier?' vraag je Lief en Onschuldig glimlachend. Hij neemt je mee en vertelt je levensverhalen zoals je die alleen van wegwerkers kunt horen. En zet je voor de deur af.

Een landingsbaan die niet veel meer is dan een grasveld, een vliegtuig dat klinkt als zomer op Ameland. Blauwe lucht, vogels, zon. Een vliegpak waardoor je op een Michelinmannetje lijkt en een Hongaar die Laslo heet en vertelt dat alles goed komt. Aan hem vastgeklikt achterin het toestel gepropt, voor je een vader en zoon. En dan de lucht in. Je wacht op de angst maar die komt niet, er is alleen verbazing over de wonderlijke dingen die je ziet; Mount Cook, Nieuw Zeelands hoogste berg, de Fox gletsjer, regenwoud, en de Abel Tasmanzee. De zon reflecteert op het water en de zwarte piloot lacht net als in een Amerikaanse film. Dan gaat de deur open, de wind sleurt je bijna het vliegtuig uit, je doet de banaan. Ja, de banaan, buik naar voren, benen naar achteren. En hopla naar beneden. De angst, die er toch zou moeten zijn is nergens te vinden. Want je vliegt. En het is heerlijk.

Achter je voel je Laslo je op de schouders tikken, je doet je armen wijd. Vijfenveertig seconden lang kijk je neer op bergen, de oceaan, de velden, de wouden, terwijl de snelheid je gezicht naar achteren duwt. Plop. Parachute open. Stilte. Als een bananenschil wieg je op de wind, naar de grond. Wat was er beter dan vandaag als banaan uit een vliegtuig springen? Niets. Inderdaad.

woensdag 1 juli 2009

Regen

'Wat doe je hier?'
'Ik ben op reis.'
'Maar het is winter.'
'Ja.'
'Nou, wat doe je hier dan.'
'Ik ben onderweg.'
'Waarheen?'

Naar morgen? Naar de volgende plek? Naar huis?

'Alleen?'
'Ja.'
'Ben je niet bang?'

Het is grijs, ja. Het is koud, ja. Het is hier winter. Sneeuw bedekt de bergtoppen die hoog genoeg zijn, de lagere gedeelten moeten het doen met regen. De dennebomen, die overal groeien vanwege de snelle groeitijd en het sterke hout, geven de heuvels een diepgroene kleur die geen seizoen verraadt. De palmbomen waaien soepeltjes in de stormwind. Regen slaat in mijn gezicht. Ik kijk dan ook niet op dat ik deze vragen voor de zoveelste keer krijg. Landen opzoeken doe je in het juiste seizoen, hoor ik ze denken.

Het voordeel van nu reizen is allereerst dat er een stuk minder anderen met hetzelfde idee zijn. Hoewel het hier nog steeds krioelt van de Duitsers, Engelsen en Ieren, kan ik me voorstellen dat het totale gekte is in de zomer. Zou het niet vreemd zijn hier te wonen, in deze uithoek van de wereld, waar constant mensen vanuit andere continenten op bezoek komen?

Ten tweede hebben de mensen het met je te doen, omdat het zo koud is, en omdat je er zo verregend uitziet. Ze zetten je bij een open haard en maken thee voor je, of soep. Sommigen zelfs een bed. Want, of je nou gestoord bent of niet, er moet wel voor je gezorgd worden. Dat is een fijn gevoel. De echte vriendelijkheid en gastvrijheid van de Kiwi's -niet te verwarren met de vrucht of vogel- is indrukwekkend.

En dan zijn er alle prachtige dingen, de heuvels, de bergen, de ontelbare bochten in de weg, de vogeltjes met gele buikjes, de blauwe zee, de rode aarde. Trektochten door sneeuw en over werkende vulkanen, heet water dat zomaar gratis uit de grond komt. En als ik dan ergens in een bos de lucht grijs zie worden en de wind voel aanzwellen, zeg ik zachtjes, terwijl ik de terugtocht nog even uitstel:

Ik hou van regen.
Ik hou van storm.
Ik ben niet bang.

dinsdag 23 juni 2009

Roze Handschoenen

Vaag licht dringt de kamer binnen en het duurt even voordat ik weet waar ik ben. Opstaan, voeten op de ijskoude vloer, naar de badkamer rennen, de douche in. Terwijl ik wacht tot de straal kokend heet is vormt mijn adem wolkjes in de kleine ruimte. Buiten ligt rijp op het gras. Nog nooit ben ik jarig geweest op een dag met rijp. Het duurt lang voordat ik warm ben, maar uiteindelijk stap ik geurend naar mandarijntjes en munt de koude dag in.

De avond daarvoor heb ik met een grote groep mensen uit de bus meegedaan aan de pubquiz in de Ierse pub, en om 12 uur kwam mijn duitse vriendin J. met een rijstewafel met vier kaarsjes erop aangelopen. Een hilarische gluten- en lactosevrije verjaardagstaart. Hoe vier kaarsjes je gelukkig kunnen laten voelen.

Een eitje als ontbijtje. Vanuit de grote koelkast staart een paar ogen mij aan. Een van de verjaardagscadeaus die ik gisteren gekregen heb. Stijf, glibberig, koud, zo'n veertig centimeter forel dat geduldig lijkt te liggen wachten op wat er komen gaat. Ik heb nog nooit een forel schoongemaakt, laat staan voor mijn verjaardag, maar de buschauffeur ving er de vorige middag eentje voor me uit het meer. Dus is het tijd om Het Internet om hulp te vragen.

Een uur later sta ik vol goede moed met de ingewanden van mijn lunch in mijn handen. Bloed stroomt uit de slagader, zilveren schubben geven de gootsteen een feestelijk laagje confetti. Mijn zakmes is treurig genoeg het scherpste voorwerp in de keuken en daardoor is het schoonmaken van de vis nog een extra uitdaging. Na een dikke drie kwartier zwoegen ligt het uiteindelijk gevuld met pesto en omwikkeld met bacon in de oven. Ik voel me nu al voldaan, Helemaal Zelf Gedaan. Het wordt een van de beste maaltijden die ik ooit heb gegeten, en genoeg voor een dag of drie.

Later, aan de oevers van het Taupo meer dat groter is dan Singapore, koop ik een soy latte en zoek naar een plekje om die rustig op te drinken. In Zuid-Amerika had ik handschoenen kunnen kopen, en ik baal er nog steeds van dat niet te hebben gedaan. Het is koud. Aan de rand van het water zijn een aantal natuurlijke hete bronnen, en bij een daarvan ga ik in het gras zitten. Ik kijk uit over het water, naar Mount Doom. Ergens op de achtergrond hoor ik een scooter stoppen. Een alarmbel gaat af, maar degene die afstapt blijkt de 64 jarige Lara te zijn. 'I'm a local,' zegt ze met zo'n zwaar Chinees accent dat ik moeite moet doen niet te lachen. Dit is haar favoriete plaats, omdat ze thuis geen warm water heeft wast ze zich hier. Ze vraagt of ik wat traditioneel chinees eten wil en zonder op antwoord te wachten komt ze terug met gemarineerd wild zwijn, en paarse Maori aardappels. En roze handschoenen. 'Je hebt handschoenen nodig. Hier.' Verbaasd kijk ik haar aan. 'Hier! Ik wil dat je ze hebt.' Ik vertel haar dat het mijn verjaardag is en dat ik graag handschoenen wou. Ze vindt het prachtig. We raken in een lang gesprek, over Taiwan, waar ze is opgegroeid, over Nederland, over Nieuw Zeeland, over Alles. Ik krijg haar nummer en adres, en beloof later deze week langs te komen voor een kop thee. Dan start ik haar scooter voor haar en rijdt ze weg.

Met een grote glimlach ga ik verderop weer zitten. Blauw warm thermaal water aan mijn voeten, op de achtergrond de besneeuwde vulkanen die ik morgen zal beklimmen, een blauwe lucht. Twee zwarte zwanen zwemmen door het beeld. Ik ben 23 en onbeschaamd gelukkig.

vrijdag 19 juni 2009

Koffie

Het kan niet anders of er staat 'wees lief voor mij' op mijn voorhoofd geschreven. Het is weer zo ver, ik kom weer eens in een stad die ik niet ken, op een godvergeten tijdstip, met een lange reis in mijn benen en slaap zonder bed, en ik smacht naar koffie. Koffie en ik hebben een bijzondere relatie, die voornamelijk 'onderweg' plaatsvindt. Koffie maakt me tijdelijk vreselijk gelukkig. Degene die het mij inschenkt houd ik vervolgens verantwoordelijk voor dat geluksgevoel en bestempel ik in mijn hoofd als een Levensredder en Nieuwe Vriend.

Zo ook nu. Op het vliegveld van Auckland staat een zilveren caravan met daarin een roodharige twintiger die niet anders omschreven kan worden dan 'guitig'. Hij geeft mij vrolijk een soy latte en kwebbelt over zijn weekend, vraagt waar ik vandaan komt en weigert mijn geld aan te nemen. Dan of ik al een bed heb, wie mij rond gaat leiden, en dat ik dat wel af kan zeggen want hij zal dat doen. Ik krijg naam, adres, en telefoonnummer, en na een gesprek over De Zin Van Het Leven rugzak ik de stad in.

Zijn naam is M., en hij houdt woord. Ik mag hem de kleren van het lijf vragen over het leven in Nieuw Zeeland, over zijn favoriete plekken (Waar hij me prompt mee naartoe neemt), hoe hij zichzelf ziet in vijf jaar en wat voor koffie hij graag maakt. Hij praat, veel, en taxiet mij rond voor niets. Zorgt dat ik niets tekort kom, kortom, een waar gastheer 'uit naam van zijn land'. Doordat hij een auto heeft komen we op plekken die ik anders nooit had gezien. Op het strand Piha torenen drie rotsen uit het water: de kameel, de leeuw en de aap. We klimmen half op de kameel en kijken over de zee, die de stenen onder handen neemt, naar de leeuw. Toen hij 16 was klom hij ergens half december met zijn vrienden die rots op. Het was prachtig, het uitzicht geweldig, ze deden dit vaker. Tot een van hen uitgleed en de diepte in viel, 15 meter lager in het water terecht kwam en pas op kerstavond werd teruggevonden. Vrolijk kerstfeest.

Het is niet de eerste keer dat ik half in pyjama in een koffiebar strand die mijn redding blijkt te zijn. Al eerder gebeurde dit in San Francisco, in Montreal en in New York. Misschien zie ik er op die momenten zo hulpeloos uit dat men niet anders kan dan mij alles wat ik nodig heb aan te bieden. Misschien hebben de goden van de koffieplant het goed met mij voor. Hoe het ook zij, mij hoor je niet klagen. Ik blijf wel bestellen.

Ik besluit Auckland te verlaten en om M. niet tot last te zijn wil ik in een hostel overnachten; de volgende ochtend zal de bus mij om half 8 oppikken en dat is toch wat vroeg. Maar hier wil hij niets van horen en dus zitten we al om kwart voor 7 in de auto vrolijk mee te zingen met de geglobaliseerde popmuziek. Ik heb hem op het hart gedrukt dat hij Nieuw Zeeland uit gaat, de wereld in. Hij zegt me dat ik altijd mag bellen als ik iets nodig heb. En zo nemen we afscheid. Voor even. 'Volgens mij zijn we nu vrienden,' zegt hij. 'Ja', zeg ik, 'dat weet ik wel zeker.'

vrijdag 29 mei 2009

Een engel op een brommer

Het ruikt er naar uitlaatgassen, gras en gebraden worsten, en wat je hoort zijn honderden vogeltjes die de lente vieren. De wereld was hier kortgeleden nog in tweeen gedeeld. Er staat een oud stuk van een muur die de een van de ander scheidde. Een dun stuk beton, niet erg hoog, volgeklad. Niet alleen die muur, maar alles is beschreven. Alsof men hier bij het wasmiddel een gratis graffitispuitbus kreeg.
De lokale koffie keten heet Balzac en die naam alleen is al reden genoeg hier de soy latte uit te proberen. Met een logo dat een engeltje op een brommer uitbeeldt kan het niet anders dan hemels zijn. Ware het niet dat er nergens een Balzac te vinden is, behalve 'die ene die we laatst ergens zagen'. 'Gelukkig hebben we de foto's nog', vindt E. . Maar daar nemen we toch geen genoegen mee en daarom starten wij 'Op Zoek Naar Een Balzac', en 'De Balzac missie'. Ondertussen zien we vele hoogte- en dieptepunten van Berlijn, varen we op een bootje naar een meer, dansen tot E.'s voeten er praktisch afvallen, maar dat valt allemaal in het niet op het moment dat we na dagen zoeken een Balzac hebben gevonden en ons met een daar verkregen koffie in het zachte gras onder de dom in het warme zonlicht baden, ver genoeg van Nederland om ons helemaal nergens zorgen over te maken.

maandag 4 mei 2009

Aardappel Deen

Hij heeft grauwblond haar en zijn hoofd heeft de vorm en structuur van een aardappel. Zijn ogen, klein en waterig blauw, weggevallen onder in borstelige wenkbrauwen overgaande denkrimpels. Een van zijn mondhoeken trekt wat als hij me iets onverstaanbaars vraagt. Door een flinke por in mijn zij heeft hij me weggerukt uit zoete dromen over verre landen en met de afdruk van de rits van mijn rugzak in mijn wang kijk ik hem verdwaasd aan. Het lijkt wel of hij schreeuwt. Wie heeft die muziek ook zo hard gezet? Ik pulk een van mijn oordopjes los. 'Rotterdam?' vraagt hij. 'Nee. Het laatste station is Rotterdam'. 'Oh. Sorry!'.

Hij komt uit Denemarken en wil praten. Hij heeft in Nederland gewoond en gaat nu op bezoek bij vrienden. In Rotterdam. Verdere koetjes en kalfjes slaat hij over en hij vraagt me of ik gelukkig ben. Eerst schieten me alle sociaal wenselijke antwoorden te binnen, vervolgens een rijtje vreselijk ongepaste. Buiten een prachtig maaiveld waar ik na een half antwoord opeens ontzettend in geinteresseerd ben. Maar hij blijft aandringen. Is het normaal in Denemarken om je onbekende medereiziger, die je net al genadeloos uit haar welverdiende slaap hebt getrokken, vragen te gaan stellen over de Zin van haar leven? Ik wil hem slaan.

Ongeveer tien minuten later, als ik mij weer veilig in mijn eigen wereldje heb geinstalleerd, krijg ik weer een stoot. Hij zag me net schrijven, en wil weten wat ik heb opgeschreven. 'Onvertaalbaar', mompel ik. Ik weet wat het is om een onbekende in een land te zijn, maar volgens mij voelt iedere volwassene met normaal ontwikkelde sociale voelsprieten aan dat er soms geen interesse is voor een gesprek. Aardappel Deen blijft echter volhouden. Zijn gezicht vertoont geen enkele uitdrukking als hij praat, in zijn twintig minuten pogingen tot toenadering heb ik hem nog geen enkele maal zien lachen. 'Het volgende station is Rotterdam Centraal, eindpunt van deze trein'. Hij schrikt. Moet eruit. En bedankt mij uitgebreid voor het Geweldige gesprek. Verbaasd kijk ik hem na en vraag me af hoe hij dit beleefde. Hij trekt een beetje met zijn been. De vlek op zijn tas heeft de vorm van Australie.

dinsdag 7 april 2009

Veranderingen

April is wakker geworden uit de slaperige winter; overal knoppen, groene blaadjes, bloemen, en een zon die het eventjes in zijn bol heeft gekregen. Avonden worden lichter, de eerste lammetjes staan te bibberen in de wei, er wordt al gras gemaaid. Het is alsof ik ontwaak in een nieuwe wereld. De dofheid van ziek zijn hangt nog in mijn buik maar mijn hoofd denkt heel af en toe weer lente.

Plannen zijn veranderd. Door de lange dagen niets durfde ik eindelijk te beslissen om te proberen er voor te gaan. Voor mijn droom. Het viel allemaal samen, het oude dagboek dat ik vond waarin uitgebreid beschreven stond dat ik het toneel op wilde. De gesprekken, met mensen onderweg, die telkens weer neerkwamen op dat ik iets wil maken, creeren, het liefst in het theater. Een toneelstuk dat ik zag. De telkens terugkerende vragen over waarom ik niet gewoon schrijver zou worden.

Opeens bleek de HKU een open dag te hebben, eentje waar ik me zo thuis voelde dat ik besloot dat het nu de tijd zou zijn om auditie te doen. De eerste ronde was vrijdag, het was een lange dag, en aan het einde las ik dat ik door was naar ronde twee, zaterdag. Weer een lange, geweldige dag. En nu wachten op een brief.

De tijd blijft kruipen. De dokter zegt dat ik geduld moet hebben. Een etterend gevoel van nutteloosheid is in de plaats van de zorgeloosheid gekomen en ik moet telkens weer oppassen niet te verdwalen in de zwaarte die niet alles kunnen met zich meebrengt. Het licht helpt. En binnen drie weken komt er, hoe dan ook, verlossende post.

dinsdag 24 februari 2009

Stuk

De kamer is groot en licht. Ramen kijken uit over de stad die onder mij uitgestrekt ligt. Een blauwe lucht, prachtige wolken. Het bed is breed en verstelbaar. Een keurig geklede dame komt naar me toe om te vragen of alles naar wens is. Ik keer mijn hoofd om en zeg dat het zulk prachtig weer lijkt te zijn vandaag. Ze glimlacht en zegt dat ze later, als ik van bed ben, terug zal komen om het even opnieuw op te maken. Als ze is vertrokken komt de roomservice langs met koffie en thee. Heerlijk blijf ik nog even liggen en terwijl ik langs de zenders op de kabeltelevisie zap realiseer ik me hoe zeer ik heb gebofd met een kamer op zo'n lokatie, met zulke service, en dat gratis!

Het enige probleem is dat ik er niet uit mag, sterker nog, kan. Ik ben stuk. Mijn hand is vernuftig vastgemaakt aan een apparaatje dat weer vastzit in het stopcontact en een grote zilverkleurige kapstok. Via dit apparaatje worden mij constant een flinke dosis vocht en Geheim Medicijn toegediend. Dit Geheime Medicijn zorgt ervoor dat ik dag en nacht uren en uren aan het slapen ben en alle gevoel voor tijd kwijtraak. In mijn buik zijn drie gaten gecreeerd die mij immobiel maken en waardoor Onbekende Mannen met een camera binnen vijf dagen twee keer de binnenkant van mijn lichaam hebben bekeken. Ik wist nooit dat mijn buik zo belangrijk was bij staan en lopen tot ik het niet meer kon. Elke dag komen Vrouwen in Witte Pakken 20 buisjes bloed afnemen, waarna ik naar verschillende kamertjes met Apparaten wordt gereden. Foto's, films, echo's, dansjes...

Tegenover me ligt een Lief Meisje van eind twintig. Ze werd wakker met een borst minder. Daarnaast een Gezellige Dame. Zij zal haar voet waarschijnlijk nooit meer goed kunnen gebruiken omdat er tijdens de operatie onverwacht een zenuw moest worden doorgesneden. Een vrouw met een tumor op haar slokdarm komt een paar dagen logeren en gaat weg met een vijf centimeter grote snee op haar keel. Een man met verkeerde cellen in een moedervlek op zijn arm. Nog een vrouw met een knobbel in haar borst. Sommige dingen bieden erg veel perspectief. De mensen komen en gaan, behalve de Gezellige Dame en ik. Tien lange dagen in een heel klein wereldje, waar een onderzoek een uitje is omdat je dan in je bed van de afdeling af mag.

'U heeft een prachtige dag uitgekozen.' Het is vrijdag de dertiende en zuster Anneke -zeker 30% van mijn zusters heet Anneke- helpt mij met opstaan. Mijn hand is losgemaakt van Het Apparaat. Ik mag dan toch naar huis, dat wil zeggen, het huis van mijn ouders waar ik vier weekjes zou zijn, als verrassing. Vier weken is veranderd in acht, de vlucht terug naar Canada is zonder mij vertrokken en de verzekering heeft besloten deze niet te vergoeden. Ik loop met de snelheid van een oudje, vergeet dingen na enkele minuten en slaap, slaap, slaap.

Gelukkig is er ook het gloednieuwe familielid L. Met hem kan ik praten. Niet lopen en veel slapen schept toch een band. Daarom komt hij elke dag even logeren, of ik ga naar hem toe. Dan ligt hij uren in mijn armen en kijkt me met zijn grote blauwe ogen aan. Op die momenten bestaat er geen tijd, of ruimte, of reis. En als ik zijn blonde haartjes in een hanekam modelleer, terwijl hij me ondertussen vol overgave onderspuugt, ach, dan valt het best mee nog een paar weken heel dicht bij hem te zijn voordat ik weer vertrek naar verre landen, waar ik niets te zoeken heb maar alles zal vinden.

zaterdag 17 januari 2009

Koud

Onder een blauwe lucht ziet de sneeuw er best aanlokkelijk uit. Het is tien uur en de dag is nog niet zo lang begonnen. De zon kijkt vrolijk over de de daken uit en ik besluit dat het tijd is om in de kou te gaan spelen. Met een geleende lange onderbroek, geleende wollen sokken en geleende handschoenen onder al mijn andere kleding, en een muts op, vind ik dat het wel kan. Het is -33, gevoelstemperatuur -42.

Het is niet de eerste keer dat ik naar buiten ga. Ik ben al vijf dagen in deze kleine stad naast Lake Superior met de briljante naam Thunder Bay en heb al meerdere malen ver gelopen (a. omdat ik geen geld heb voor de bus en b. omdat lopen zelfs in de diepe minnen best meevalt). Mijn net nieuwe computer besloot er na een week mee op te houden, nummer twee bleek het vanaf het begin niet te doen, en dus waren enkele tochten naar de Future Store vereist, waar iedereen die een toekomst denkt te hebben zijn/haar elektronica tweetalig kan vinden.

Het is echter tot nu toe nog niet zo koud geweest. Ik ben alleen thuis, mijn vrienden zitten in de warme universiteit en de onderbuurjongen slaapt. En dus de deur uit, naar het park. In een ver, warm verleden leek dit me een geweldig plan. Na anderhalve minuut voel ik dat de binnenkant van mijn neus bevroren is. Ik heb geen gevoel meer in mijn wangen en stamp driftig op de grond om het prikken van mijn voeten op te laten houden. Maar omdraaien is geen optie, voornamelijk omdat ik eindelijk na een half uur prutsen heb uitgevonden hoe ik de deur op slot krijg en al dat werk niet voor niets wil hebben gedaan. Ruim een kwartier later ben ik in het besneeuwde park. Iets dat lijkt op een halve schommel steekt boven de meterhoge sneeuw uit. Een wipwap is blijven steken op wip. Een ijsrandje heeft zich krakend op mijn wenkbrauwen gevormt. In de verte zie ik een grote bel en besluit me daar een weg naartoe te graven. Twee opties, het pad, of natuurlijk midden door de sneeuw. Drie meter verderop besluit de waterresistentie van mijn schoenen het op te geven. Mijn spijkerbroek is nat. Ik graaf, ik klim, ik zak tot aan mijn kruis en vraag me af wanneer en waar ik mijn verstand heb verloren. Maar uiteindelijk kom ik bij de bel aan.

Die bel. Prachtig. Mooiste bel die ik ooit heb aanschouwd. Zo prachtig klokvormig. Zo zonder pretenties, en zonder klepel. Het zwart reflecteerd tegen de zachte witte sneeuw. Dat ik me hier toch helemaal naartoe heb gegraven was het werk waard. Of misschien probeer ik mezelf dat wijs te maken. Terwijl ik me afvraag of ik het ooit weer warm zal hebben realiseer ik me waar ik naar kijk. Lake Superior ligt als een zee achter de gezellig rokende schoorstenen. Een schip baant zich een weg door de ijsrotsen. De grote reus ligt te slapen. Even rijst de temperatuur enkele graden. Dan draai ik me om en glijd met nieuwe moed (die een halve seconde duurt) weer naar beneden, knal zonder gevoel in mijn tenen huiswaards en kom erachter dat de heenweg ook beschreven kan worden als de Hele Lange Omweg. Binnen vijf minuten zit ik in mijn pyama op de bank, met thee en een muffin.

zondag 11 januari 2009

Uncle Ji's 'horny tea'

Bergen en meren trekken geluidloos onder mij voorbij. Sneeuw en zand, rivieren en rotsen, als een langzame film die alle aspecten van de natuur even aandoet. Ik hang als een kleine toeschouwer in een papieren vliegtuigje boven de wereld die draait en luister naar Franse chansons terwijl ik de gebeurtenissen van de afgelopen weken in mijn hoofd afspeel.

Het was alsof ik thuis kwam na een lange reis.

De grond van de woonkamer is bezaaid met ballen in allerlei maten en gewichten om mee te leren jongleren. Aan de muur boven mijn bed –de bank- hangt een lelijk schilderij. Mijn tas staat in een hoek. Z. en ik zitten op de grond en eten kinua uit een grote pan met houten lepels, terwijl we giechelen en herinneringen ophalen aan tijden die we niet samen hebben doorgebracht maar beiden herinneren. Af en toe moet ik opstaan en rondrennen, ballen in de lucht gooien, heel hard muziek luisteren en gillen en ronddansen terwijl hij zich afvraagt wat hij nou weer in huis heeft gehaald. Dan gaan we fietsen, of lopen, en zie ik San Francisco door de ogen van een van haar inwoners.

Deze stad vol vrijheid sprak me meteen aan met haar open gekheid. In de Mission, waar zelfs op de winkelramen wordt aangegeven dat de eigenaars écht wel homo zijn, vinden we de beste chocola van de wereld. Gekleurde vlaggen hangen uit en er is een winkel genaamd ‘Don’t let your mother know…’ . Later, op Twin Peaks, geen uitzicht, want het mist –zoals altijd. Bij Blue Bottle Coffee, in een garage in een zijweggetje waar de rij tot aan de andere kant van de straat reikt, drink ik San Franciscos beste koffie. Daarnaast een winkel met allerlei vreemde korsetten, pruiken, hoeden, en prachtige kettingen waarvan ik later bovenop een beklommen berg de allermooiste in een doosje krijg. Ik weet niet wat ik moet zeggen.

In Chinatown gaan we op bezoek bij Unkle Ji, een hilarische oude Chinees die Z. –die hij zijn zoon noemt- vraagt where the hell he has been en mij omarmt, zoent, en welkom heet in de familie. Dan krijst hij ‘dit is geen theewinkel, dit is een BAR! Zitten!’ en zet mij een beetje verdwaasd op een krukje aan de lage bar naast enkele andere van de straat geplukte karakters. Naast mij wordt een meisje op haar handen getikt omdat ze koffie drinkt en ik besluit wijselijk mijn mond te houden. Thee na thee na thee, rozen, jasmijn, rozemarijn, kung fu. ‘Dit is een heel speciale thee’, zegt Unkle Ji met een stoute twinkeling in zijn ogen. ‘Hiervoor moet je al je kleren uittrekken en wollen sokken aandoen terwijl je voor het vuur zit. Of als je geen vuur hebt, de oven. Het is goed voor je bloedsomloop, zonder caffeïne, maar met genoeg energie om nog… dingen te doen voor je gaat slapen.’ Ik moet zo hard lachen dat ik me verslik in mijn thee. ‘We’re in San Francisco, and this is called ‘Horny Tea’ ‘, zegt hij. ‘Met wollen sokken,’ voeg ik toe. ‘Ja,’ gilt hij ‘want die vloeren hier zijn zo verrekte koud!’

De dagen, die voelen als frisse lentemorgens in Nederland, vliegen voorbij, gevuld met gesprekken, eten, drinken en vooral veel huisgebakken koekjes en brownies. En opeens is het de avond voordat ik wegga en na een afscheidfeestje met zeven anderen en heel veel eten proberen we te bedenken wat we nu eigenlijk hebben gedaan behalve dan Heel Erg Veel Gepraat.

En nu dan weer verder, over bergen, meren, sneeuw, zand, rotsen en rivieren, Canada in. ‘Canada in Januari?’ vroeg J. ‘Daar heb je blijkbaar vréselijk goed over nagedacht.’ Nee. ‘Je moet je vrienden wel erg graag willen zien.’ Ja.

Op het vliegveld blijk ik alweer uitverkoren te zijn voor de bomtest. Ik word uit de rij gehaald, en moet in een machine gaan staan die me zonder verdere moeite naar Canada zal transporteren, dat moet wel, want het lijkt precies op een transportatieportaal van Star Trek. Het licht dimt. Er wordt gesprayd. Een onzichtbare mevrouw zegt dat ik moet wachten op het groene licht. Doodse stilte. Zou het goed gaan? Zou dit mij tien uur vliegtijd besparen? Ik voel mijn moleculen door de ruimte vliegen, dank Amerika voor haar Geweldige Uitvindingen, vraag me af of ik wel heelhuids aan zal komen en dan..

De deuren gaan open. Ik ben nog steeds in Amerika. Verbaasd en teleurgesteld vraag ik de man die zich een weg worstelt door mijn nieuwe verzameling boeken, Chinese- en jongleerballen, elektronica , schoenen met reisaroma en collectie tandeborstels wat er mis is gegaan. Ze werken eraan.

vrijdag 2 januari 2009

200

Quito airport, 28/12/2008, 12.00

'U kunt niet mee.'
'Sorry?'
'U heeft niet betaald'
'Ik dacht het wel.'
'U moet nog een keer betalen'
'Ik dacht het niet.'
'We zullen er even over bellen.'

12.25

'U heeft uw reisbureau betaald maar niet onze maatschappij.'
'Mijn reisbureau betaalt uw maatschappij.'
'Heeft u een bewijs van betaling?'
'Die heeft u in uw handen.'
'Ik heb een bewijs van betaling nodig.'
'Dat is een bewijs van betaling.'
'Oh. We zullen er even over bellen.'

12.40

(balie naast mij)
'U heeft geen gele koorts inenting. U moet deze halen.'
(verbaasde man) 'waarom?'
'Dat zijn de regels.'
(verbaasde man loopt weg met man van het vliegveld)
(vriend van verbaasde man) 'En ik dan?'
'U hoeft niet. U bent ouder dan 60.'
' ... '

12.55

'Mogen we uw bewijs van betaling kopieren?'
'Natuurlijk.'

13.00

'Wat is uw adres in de VS?'
'Dat heb ik niet bij de hand, alleen in mijn inbox.'
'Kunt u die box dan niet even ophalen?'
'Inbox. Ik bedoel, op internet.'
'Aha. Dan kunt u niet mee.'
'Als ik even op internet kan..'
'Dan moet u maar internet zoeken.'

13.20

'Ik heb het adres.'
'Geweldig. Dan hoeft u alleen nog maar de 40.80 luchthavenbelasting te betalen.'
(naast mij een man met een verse gele koorts inenting)
'Aha. Waar doe ik dat?'
'Daar.'
'Bedankt voor alles.'
'Ja dag.'

Het is dag 200. Twee Amerikaanse mannen zijn mijn gezelschap in het vliegtuig naar Costa Rica. Een van hen moest een inenting halen voor gele koorts. Dit betekent hetzelfde als 50 dollar betalen aan een man die dan uit een laatje een bewijs van inenting tevoorschijn haalt, die in het echt 10 dollar kosten. Ze komen, zoals ze zelf zeggen, uit Killadelphia, en zijn naar Costa Rica gereden. Ik moet erg om ze lachen en ze helpen me vergeten dat ik onderweg ben naar de VS, weer terug naar de wereld van consumeren, luchtvervuiling (hoewel Quito daar ook goed in is), couchsurfing en in mijn herinnering leegte.

En dus realiseer ik me pas in LA waar ik ben, als ik er in het vliegveld door een stem in de lucht aan herinnerd wordt hoe alle bordjes werken, dat ik echt mijn tas niet onbeheerd achter moet laten en dat ik altijd 911 mag bellen. Ik koop een bagel en een milkshake en vind een bankje om op te slapen. De volgende morgen vlieg ik naar San Francisco. Een vriendelijke oude nicht vertelt me alles over de stad en legt me uit hoe ik bij het adres kom waar ik zijn moet. Ik vind een koffiehuis en poets mijn tanden. Ondertussen klets is met de twee jongens die mij een cappuchino en een blueberrymuffin geven en me niet laten betalen als ik beloof de volgende dag terug te komen. Ook lenen ze me een telefoon zodat ik de jongen op wiens bank ik de komende week zal doorbrengen kan bellen. En zo eindig ik moe en blij in de kamer van Zach en begin een week van Ontzettend Geweldige Ervaringen in San Francisco met hilarische discussie over belangrijke aspecten van het leven, zoals thee, en kaas. Dan stappen we op de fiets om de stad te verkennen.