vrijdag 19 juni 2009

Koffie

Het kan niet anders of er staat 'wees lief voor mij' op mijn voorhoofd geschreven. Het is weer zo ver, ik kom weer eens in een stad die ik niet ken, op een godvergeten tijdstip, met een lange reis in mijn benen en slaap zonder bed, en ik smacht naar koffie. Koffie en ik hebben een bijzondere relatie, die voornamelijk 'onderweg' plaatsvindt. Koffie maakt me tijdelijk vreselijk gelukkig. Degene die het mij inschenkt houd ik vervolgens verantwoordelijk voor dat geluksgevoel en bestempel ik in mijn hoofd als een Levensredder en Nieuwe Vriend.

Zo ook nu. Op het vliegveld van Auckland staat een zilveren caravan met daarin een roodharige twintiger die niet anders omschreven kan worden dan 'guitig'. Hij geeft mij vrolijk een soy latte en kwebbelt over zijn weekend, vraagt waar ik vandaan komt en weigert mijn geld aan te nemen. Dan of ik al een bed heb, wie mij rond gaat leiden, en dat ik dat wel af kan zeggen want hij zal dat doen. Ik krijg naam, adres, en telefoonnummer, en na een gesprek over De Zin Van Het Leven rugzak ik de stad in.

Zijn naam is M., en hij houdt woord. Ik mag hem de kleren van het lijf vragen over het leven in Nieuw Zeeland, over zijn favoriete plekken (Waar hij me prompt mee naartoe neemt), hoe hij zichzelf ziet in vijf jaar en wat voor koffie hij graag maakt. Hij praat, veel, en taxiet mij rond voor niets. Zorgt dat ik niets tekort kom, kortom, een waar gastheer 'uit naam van zijn land'. Doordat hij een auto heeft komen we op plekken die ik anders nooit had gezien. Op het strand Piha torenen drie rotsen uit het water: de kameel, de leeuw en de aap. We klimmen half op de kameel en kijken over de zee, die de stenen onder handen neemt, naar de leeuw. Toen hij 16 was klom hij ergens half december met zijn vrienden die rots op. Het was prachtig, het uitzicht geweldig, ze deden dit vaker. Tot een van hen uitgleed en de diepte in viel, 15 meter lager in het water terecht kwam en pas op kerstavond werd teruggevonden. Vrolijk kerstfeest.

Het is niet de eerste keer dat ik half in pyjama in een koffiebar strand die mijn redding blijkt te zijn. Al eerder gebeurde dit in San Francisco, in Montreal en in New York. Misschien zie ik er op die momenten zo hulpeloos uit dat men niet anders kan dan mij alles wat ik nodig heb aan te bieden. Misschien hebben de goden van de koffieplant het goed met mij voor. Hoe het ook zij, mij hoor je niet klagen. Ik blijf wel bestellen.

Ik besluit Auckland te verlaten en om M. niet tot last te zijn wil ik in een hostel overnachten; de volgende ochtend zal de bus mij om half 8 oppikken en dat is toch wat vroeg. Maar hier wil hij niets van horen en dus zitten we al om kwart voor 7 in de auto vrolijk mee te zingen met de geglobaliseerde popmuziek. Ik heb hem op het hart gedrukt dat hij Nieuw Zeeland uit gaat, de wereld in. Hij zegt me dat ik altijd mag bellen als ik iets nodig heb. En zo nemen we afscheid. Voor even. 'Volgens mij zijn we nu vrienden,' zegt hij. 'Ja', zeg ik, 'dat weet ik wel zeker.'

1 opmerking:

pama zei

Wat een heerlijk begin van je nieuwe avonturen. Lang leve de koffie!