zaterdag 17 januari 2009

Koud

Onder een blauwe lucht ziet de sneeuw er best aanlokkelijk uit. Het is tien uur en de dag is nog niet zo lang begonnen. De zon kijkt vrolijk over de de daken uit en ik besluit dat het tijd is om in de kou te gaan spelen. Met een geleende lange onderbroek, geleende wollen sokken en geleende handschoenen onder al mijn andere kleding, en een muts op, vind ik dat het wel kan. Het is -33, gevoelstemperatuur -42.

Het is niet de eerste keer dat ik naar buiten ga. Ik ben al vijf dagen in deze kleine stad naast Lake Superior met de briljante naam Thunder Bay en heb al meerdere malen ver gelopen (a. omdat ik geen geld heb voor de bus en b. omdat lopen zelfs in de diepe minnen best meevalt). Mijn net nieuwe computer besloot er na een week mee op te houden, nummer twee bleek het vanaf het begin niet te doen, en dus waren enkele tochten naar de Future Store vereist, waar iedereen die een toekomst denkt te hebben zijn/haar elektronica tweetalig kan vinden.

Het is echter tot nu toe nog niet zo koud geweest. Ik ben alleen thuis, mijn vrienden zitten in de warme universiteit en de onderbuurjongen slaapt. En dus de deur uit, naar het park. In een ver, warm verleden leek dit me een geweldig plan. Na anderhalve minuut voel ik dat de binnenkant van mijn neus bevroren is. Ik heb geen gevoel meer in mijn wangen en stamp driftig op de grond om het prikken van mijn voeten op te laten houden. Maar omdraaien is geen optie, voornamelijk omdat ik eindelijk na een half uur prutsen heb uitgevonden hoe ik de deur op slot krijg en al dat werk niet voor niets wil hebben gedaan. Ruim een kwartier later ben ik in het besneeuwde park. Iets dat lijkt op een halve schommel steekt boven de meterhoge sneeuw uit. Een wipwap is blijven steken op wip. Een ijsrandje heeft zich krakend op mijn wenkbrauwen gevormt. In de verte zie ik een grote bel en besluit me daar een weg naartoe te graven. Twee opties, het pad, of natuurlijk midden door de sneeuw. Drie meter verderop besluit de waterresistentie van mijn schoenen het op te geven. Mijn spijkerbroek is nat. Ik graaf, ik klim, ik zak tot aan mijn kruis en vraag me af wanneer en waar ik mijn verstand heb verloren. Maar uiteindelijk kom ik bij de bel aan.

Die bel. Prachtig. Mooiste bel die ik ooit heb aanschouwd. Zo prachtig klokvormig. Zo zonder pretenties, en zonder klepel. Het zwart reflecteerd tegen de zachte witte sneeuw. Dat ik me hier toch helemaal naartoe heb gegraven was het werk waard. Of misschien probeer ik mezelf dat wijs te maken. Terwijl ik me afvraag of ik het ooit weer warm zal hebben realiseer ik me waar ik naar kijk. Lake Superior ligt als een zee achter de gezellig rokende schoorstenen. Een schip baant zich een weg door de ijsrotsen. De grote reus ligt te slapen. Even rijst de temperatuur enkele graden. Dan draai ik me om en glijd met nieuwe moed (die een halve seconde duurt) weer naar beneden, knal zonder gevoel in mijn tenen huiswaards en kom erachter dat de heenweg ook beschreven kan worden als de Hele Lange Omweg. Binnen vijf minuten zit ik in mijn pyama op de bank, met thee en een muffin.

2 opmerkingen:

Janine zei

Heerlijk sneeuw!!! Klinkt gezellig wit daar! Geniet ervan en laat je niet ziek maken door de sneeuw!

Tini zei

Wat een mooie verhalen schrijf je zeg. Ik zal je link op mijn labradoodlesite plaatsen.

Groetjes TIni