zondag 7 september 2008

Dag New York!

De wind giert door de straten en terwijl het Empire State Building zich verschuilt in een grijze wolk vormt zich een snel stromend riviertje die zich binnen een paar tellen door de hele stad heeft verspreid; de plassen reiken kuithoog. Met mijn backpack op de rug en rugzak op mijn buik ren ik door de straten. Doordat ik een uur vertraging heb arriveer ik overal net na sluitingstijd, en omdat ik geen regenjas heb is alles behalve mijn backpack doorweekt. Gelukkig is in ieder geval het postkantoor nog open, zodat ik enkele nutteloze voorwerpen naar huis kan sturen en iets lichter bepakt naar het zuiden kan vertrekken. Dan naar 85, waar ik enkele maanden geleden een oude laptop en een engels grammatica boek achterliet. De laptop kan weg, maar het boek heb ik nodig als ik les ga geven. Ik ben vergeten in welke kamer Nimfa, het oude Ecuadoriaanse vrouwtje die ik met mijn spullen heb toevertrouwt, woont en smeek daarom de hele weg of ze in de hal mag staan. De jongen van de bakker op de hoek lacht om mijn verdronken aanblik terwijl hij een blueberrymuffin voor me inpakt, die ik in twee happen naar binnen schrok; een normale maaltijd heb ik vandaag nog niet gehad en het loopt al tegen zeven uur. Gelukkig staat Nimfa in de hal en is blij met mijn onaangekondigde bezoek. Ze brengt me mijn spullen en het telefoonnummer van haar nicht in Ecuador, en gilt dat ik wel voorzichtig moet zijn als ik het gebouw uitrace, weer de regen in.

De metro heeft ondertussen ook besloten ermee op te houden en als ik uiteindelijk bij de bibliotheek aankom om mijn boek in te leveren blijkt ook deze gesloten. Het zal ook niet. Een straal koud water gutst mijn broek in als ik voorover buk om een paar woorden op te schrijven voor de bewaker in de gang. Maar van 'drop off box' hebben ze hier niet gehoord en ze kan niets voor me doen. Even overweeg ik of ik het boek gewoon aan de deurpost kan hangen, zodat ze hem morgen vinden, maar dat risico is te groot. Ondertussen zijn de voorwerpen in mijn rugzak van hun watervrees af; de handzeep en de muggenspray doen een wedstrijdje rugcrawl terwijl de boeken in hun verdrinkingsnood omkrullen. Het voelt alsof zelfs mijn botten nat worden, en om even tot mezelf te komen loop ik een willekeurig hotel binnen en vraag naar de prijs van een kamer.

Ik zie aan zijn gezicht dat hij geen grapje maakt als hij de prijs noemt en vraag dus maar naar het dichtsbijzijnde internetcafe. 'Gebruik het mijne maar', zegt hij glimlachend. Een spoor van zure regen achterlatend sjomp ik naar de computer, waar ik het adres naar mijn hostel vind en wordt verrast door drie berichten vol liefde, die me heel blij maken. Nu mijn boek nog. Ik schat in dat de aardige man van de receptie me misschien wel weer wil helpen en dat ik er hulpeloos genoeg uitzie om het voor elkaar te krijgen dat hij mijn boek inlevert. Dat klopt, en hij bloost een beetje als ik gil dat ik zo blij zijn dat er aardige mensen bestaan. Weer de regen in, nu met een grote grijns. Ik geef wat geld aan een zwerver want ik heb mijn zoektocht naar een paraplu nu wel opgegeven en ben toch al doorweekt. Vijftien meter verderop kijk ik recht in de ogen van een ongelooflijk knappe neger die me een paraplu aanbiedt. 'Ik heb geen geld!' roep ik terwijl ik doorloop. 'Maar je krijgt hem van me!' gilt hij me na. Ik begin te lachen en vraag of ik hem een knuffel mag geven, ondanks mijn natte toestand. Dat mag, en zo vervolg ik mijn weg naar de Pax iets droger, om daar een salade te halen van mijn laatste dollars. 'Iets te drinken?' 'If only...' 'Wacht,' zegt de cassiere, 'ik haal een glas water voor je'.

Is het mijn doorweektheid die heel New York doet besluiten extra aardig tegen mij te zijn? Ik weet niet wat me overkomt, maar ik geniet van de vriendelijkheid van de mensen. Als een man genaamd Lawrence aandbiedt mij naar het hostel te begeleiden, omdat hij mij de weg hoort vragen, voel ik me helemaal geweldig.

Maar ik kom te laat. 'Het is tien uur geweest. Sorry. Ik kan je niet helpen!'. Kletsnat en koud sta ik te rillen in het gangetje. 'Kun je niet je baas bellen ofzo..', suggereer ik. Dat doet hij. Zijn baas, een man bijna te dik om te lopen, zonder enige expressie op zijn gezicht, checkt iedere kamer om uiteindelijk een voor mij te vinden. Hij omzeilt alle regels zodat ik een dak boven mijn hoofd heb. Eenmaal in mijn kamer neem ik de schade op; enkele tekeningen compleet geruineerd, een belangrijk document onleesbaar en een muffe geur die alle spullen doortrekt. De douche deel ik gezellig met drie kakkerlakjes. Het vuil hangt in korsten van de muren, de kleren die ik afpel lijken meer op dweilen en mijn knieen voelen als verroeste scharnieren. Maar vandaag was een bijzondere dag, ik voel me gillend euphorisch, en als ik schoon en warm in bed stap val ik een diepe slaap vol blije dromen.

2 opmerkingen:

pama zei

Poehee, dat was wel een heftig afscheid van New York. Nu maar hopen dat Peru wat zon voor je heeft.

Gabri zei

Hallo Renate,
Geweldige verslaglegging! Ga zo door. Ik blijf je volgen.
En ik hoop met je ouders mee dat de zon (letterlijk en figuurlijk) meer voor je gaat schijnen.
Groeten, Gabri