Dat er meerdere routes zijn door de Colca Canyon wist ik niet, maar ik besluit gelijk de minst toeristische te nemen. ' Dan moeten we wel nog iemand vinden die dat wil, anders kan ik geen gids voor je regelen', zegt de overvrolijke vrouw van het kleine reisbureau. Als ik om acht uur terugkom om te vragen of het is gelukt vertelt ze me blij dat er inderdaad nog iemand is die met mij dezelfde tocht zal maken. Een man. 'He better be nice', roep ik als ik wegloop. De volgende morgen word ik om half vijf opgehaald door een klein busje gevuld met wandelaars. Een iemand zit alleen -dat moet hem zijn, mijn reisgenoot voor de komende drie dagen. Hij heeft zijn muts over zijn hoofd getrokken en het enige dat ik zie is dat hij zich niet heeft geschoren. 'You are gammie?' hoor ik een Peruviaan aan het vragen. 'No, Jamie', zegt hij, met een licht geirriteerd Brits accent. Ik moet lachen. Bij de eerste stop loop ik naar hem toe en vertel dat ik denk dat we beste vrienden moeten worden, en dat lijkt hem ook een prima plan.
We zien condors vliegen over de diepste canyon van de wereld, eten lunch, en vertrekken dan om vier uur lang bergafwaarts te lopen. Mijn voeten doen zeer. Het stof waait in mijn gezicht, ik heb hoofdpijn van de hoogte, en val een paar keer bijna in de armen van een cactus. Onze gids, een Peruviaans meisje, lijkt een wedstrijd te rennen, en besluit pas na 3 uur dat het tijd is voor een pauze. Maar het is de pijn en de vermoeidheid waard: het enige wat de stilte doorbreekt is het geluid van de rivier die onderin de canyon stroomt. De forellen die vanavond op het menu staan zwemmen daar nu nog onwetend stroomafwaarts.
We slapen in een bamboehut, na gebaad te hebben in een niet zo schoon maar heerlijk warm natuurlijk termaal bad. Na een nacht die magisch is door het aantal sterren, de volle maan, en het geluid van de rivier, worden we gewekt met bananenpannenkoeken en een kop cocathee. Dan de berg op. Ik glibber er bijna af door al het zweet, en leer over de medicinale werking van cactussen. We passeren een dorpje waar 10 families wonen, die alleen Quetchua spreken en waar school noch kerk noch ziekenhuis is, maar waar men gelukkig is met wat men doet en gemiddeld tien jaar langer leeft. Dan weer verder, hijgend, blarend. Als we eindelijk de top bereiken moeten we weer naar beneden, het dal in, naar een grote groene oase die schel afsteekt tegen de droge rode wanden van de rest van de canyon. Om een uur of een komen we daar aan, om de rest van de dag te liggen niksen. Jamie en ik vinden onszelf de allerleukste groep en hoewel de gids bijna geen engels spreekt hebben we toch een geweldige tocht.
De volgende morgen is het half zes als we de westwand van de canyon beklimmen, om vervolgens een lange busreis naar Arequipa te maken, al slapend. 's Avonds eten we cavia en luisteren we naar een protest van een socialistische Boliviaanse groep op het plein. Samen verder reizen? Goed idee! Dus met de nachtbus naar Cuzco.
Deze bus word gerund door Ecotours. Voor 3 euro een 10 uur durende reis maken lijkt ons een goede deal, maar het blijkt de ergste ooit te zijn. Het vriest zelfs in de bus, ijs aan de binnenkant van de ramen, een krijsend kind, een slechte Jean Claude Van Damme film in het Spaans, en het gevoel dat we zo door het raam zullen vliegen als de chauffeur voor de zoveeltse keer bruut op de rem stapt. Gaar stappen we uit in Cuzco, vinden een hostel, boeken een 5 daagse tocht naar Machu Picchu (een van de redenen dat ik hier ben gekomen), en vallen in slaap. Om de volgende morgen weer eens om half vijf te worden opgehaald voor een nieuw, geweldig avontuur.
woensdag 24 september 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten